Solo: Opa, kijk ik
vond op zolder
‘n foto van een oude boot.
Is dat nog van voor de
polder?
Van de oude vissersvloot?
Solo: Jochie dat is
een gelukkie
‘k Was dat prentje jaren kwijt,
‘k Heb nou weer een heel
klein stukkie,
Van die goeie ouwe tijd.
Daar is het water,
daar is de haven
Waar je altijd horen kon: wij gaan aan boord.
De voerman
laat er nou paarden draven,
En aan de horizon ligt Emmeloord.
Eens ging de zee hier
tekeer,
Maar die tijd komt niet weer,
Zuiderzee heet nu IJsselmeer.
Een
tractor gaat er nou greppels graven,
‘k zie aan de horizon, geen schepen
meer.
Solo: Kijk die jonge
man ben ikke,
Ikke was de kapitein
Hierzo en die grote dikke,
Dat moet
malle Japie zijn.
Solo: Opa en die
blonde jongen,
Vooraan bij de fokkeschoot?
Opa, zeg nou wat!
Die jongen
is je ome …… die is dood.
In ‘t diepe water,
ver van de haven,
In die Novembernacht, voor twintig jaar
Door ‘t brakke
water is hij begraven,
Maar als ik nog even wacht, zien wij
elkaar.
Toen ging de zee zo
tekeer,
In een razend verweer.
Ongestraft slaat niemand haar neer.
Nu
jaren later hier paarden draven,
Zie ik de hand en macht,
Van onze
Heer!
Waar is het water,
waar is de haven
Waar je altijd horen kon:
"We gaan aan boord":
De
voerman laat er zijn paarden draven,
En aan de horizon leit
Emmeloord.
Eens ging de zee
hier te keer,
Maar die tijd komt niet weer,
‘t water leit nou achter de
dijk.
Waar eens de golven, het land bedolven,
Golft nou een
halmenzee,
De oogst is rijk.